Bij het algemeen kiesrecht en de gelijktijdige invoering van de evenredige vertegenwoordiging gaan de gedachten eerder uit naar de relatie tussen het parlement en de samenleving dan naar de verhouding tussen het parlement en de regering. Toch ligt het voor de hand om te veronderstellen dat zo’n ingrijpende stelselwijziging als die van 1917 ook gevolgen zal hebben gehad voor de interacties tussen de Kroon en de Staten-Generaal, zij het dat het vooral om indirecte efffecten gaat. We analyseren deze relatie aan de hand van interruptiepatronen in parlementaire debatten en een gedetailleerde lezing van geselecteerde Algemene Beschouwingen. De tegenstelling tussen regerings- en coalitiepartijen aan de ene kant en oppositie aan de andere kant ontwikkelde zich na 1918 langzaam in de richting van de duidelijke (partij)politieke tegenstellingen die we vandaag de dag vaak in het debat zien.